COMPOSITIE 1961 A : Eerste Prijs
Albert Delvaux (1913-2007) begon op zesjarige leeftijd privé pianoles te volgen en ging enkele jaren later cello studeren aan het SMC van zijn geboortestad, waar Martin Lunssens (1921-1924) en Henry Georges D'Hoedt (1924-1936) directeur waren. In 1930 behaalde hij er diploma's voor cello (in de klas van Rodolphe Soiron) en voor kamermuziek, en de graad van uitmuntendheid voor notenleer. Hij trok daarna naar het CRL (1932-1936), waar hij verder studeerde bij Soiron en eerste prijzen cello en kamermuziek (1932), harmonie en muziekgeschiedenis (1933) behaalde. In 1935 behaalde hij de virtuositeitsprijs voor cello met gouden medaille, een jaar later het hoger diploma voor kamermuziek en een eerste prijs fuga. Albert Delvaux studeerde ook orkestratie en compositie o.l.v. Joseph Leroy en François Rasse. Nadien volgden nog cursussen orkestdirectie aan het Mozarteum in Salzburg bij Igor Markevitsj en Volker Wangenheim.
In de periode 1940-1945 gaf hij als cellist en dirigent concerten voor de Cercle de Conférences in Leuven. In die stad was hij ook stichter en tot 1946 leider van de Leuvense Bachvereniging. Met een Sonatine voor viool en piano (1951) behaalde hij in 1952 de prijs voor compositie van de prov. Brabant, en in 1961 werd hij voor zijn Sinfonia burlesca bekroond in de compositiewedstrijd van de Koningin Elisabethwedstrijd. In 1970 ontving Albert Delvaux een prijs van het Algemeen Nederlands Verbond voor zijn Concerto voor fluit, hobo, klarinet, fagot en kamerorkest (1967) en in 1972 werden twee werken, Andante e Scherzando en Introdutione voor strijkinstrumenten, bekroond tijdens de Nationale Muziekwedstrijd Pro Civitate van het Gemeentekrediet. Hij was bovendien driemaal laureaat (1943, 1972 en 1982) van de sessies van Hedendaagse Belgische Muziek, respectievelijk met Scherzo voor symfonieorkest (1942), Introduzione e allegro voor strijkorkest (1971) en Divertimento per archi (1981). Op pedagogisch vlak oefende Albert Delvaux verschillende functies uit.
Hij was leraar cello aan de muziekacademie van Tienen (1935-1946) en leraar muziek aan de Provinciale Normaalschool Tienen (1941-1946). Hij gaf notenleer (1942-1951) en (geschreven) harmonie (1942-1953) aan het SMC van Leuven, en was assistent in harmonie en lesgever contrapunt en fuga aan het CRL (1942-1946). Later doceerde hij ook nog contrapunt en fuga aan het KCB (1970-1978). Van 1946 tot zijn pensionering in 1978 was hij dir. van de SMA in St.-Niklaas en dirigent van het Waeslandia Kamerorkest dat hij in 1946 zelf had opgericht. Hij besteedde in die functies veel aandacht aan muziektechniek, voor hem het fundament van alle muziek.
Ook als componist voerde Albert Delvaux techniek en vakkennis hoog in het vaandel en ging hij uit van traditie en klassieke structuren. Dat weerhield hem er evenwel niet van elementen uit de dodecafonie en andere moderne technieken over te nemen, en b.v. de modi van Messiaen in zijn werk te integreren. Zijn oeuvre omvat een 100-tal werken, waaronder een tiental symfonische composities zoals een Symfonische Suite (1947) en Symfonische Variaties (1948). Verder ook werk voor piano, cello, viool en altviool, concerti voor verschillende instrumenten, liederen, koorcomposities, vier strijkkwartetten, drie strijktrio's, en kamermuziek voor blazers in verschillende bezettingen. Een opuslijst is te vinden in de uitgave van A. Stoop en B. Moenssens.