COMPOSITIE 1959 : Eerste Prijs
Jean Absil was eerst leerling van Alphonse Oeyen, organist van de Basiliek van Bonsecours, en volgde daarna, vanaf 1913, les aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel. Na orkestratie en compositie bij Paul Gilson gestudeerd te hebben, kreeg hij de prijs van Rome en de Rubensprijs. Hij volgde eveneens lessen bij Florent Schmitt.
Hij was docent aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel en aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth maar ook, gedurende meer dan veertig jaar, Directeur van de Academie van Etterbeek, die sedert 1963 zijn naam draagt. Hij was ook lid van de Koninklijke Academie van België.
Gedurende heel zijn leven hebben twee activiteiten Jean Absil bezig gehouden: onderwijs en componeren. Als pedagoog heeft hij gedurende veertig jaar generaties van toondichters gevormd. Hij was een leider die de geest van zijn leerlingen opengesteld heeft voor de muziek van hun tijd. Jean Absil vormde een synthese van de Franse school, Stravinsky, Bartok, de polytonale, atonale en seriële muziek (J. Stehman).
Zijn oeuvre omvat alle genres. Zijn eerste markante werk was
La mort de Tintagiles. Uit zijn opzoekingen over de polytonaliteit en de atonaliteit ontstond een korte studie:
Postulat de la musique contemporaine waarvoor Darius Milhaud een voorwoord schreef. Tussen 1926 en 1929 paste Jean Absil vooral de principes van zijn stijl toe op talrijke stukken kamermuziek. In 1936 kwam hij terug tot de grote orkestrale werken met de
2de Symfonie en de concerto's voor diverse instrumenten, waaronder een
Concerto voor piano, dat voor de Internationale Ysaÿewedstrijd van 1938 verplicht werd en waardoor zijn faam definitief gemaakt werd.
Jean Absil schreef grote werken zoals
Les Bénédictions,
Pierre Breughel l’Ancien,
Les Voix de la Mer, alsook talrijke koorwerken, zowel geestelijke als profane. Hij heeft anderzijds ook vaak inspiratie gezocht in de folklore en in de subtiliteit van Oost-Europese ritmes.
Joseph Dopp, die de Absiliaanse schrijfwijze karakteriseert, merkt terecht op dat het oor nooit een gevoel van tonale onzekerheid ondervindt bij het beluisteren van een werk van Jean Absil: als men niet meer mag refereren naar het klassieke “majeur-mineur” is het omdat de toondichter steeds weer nieuwe uitdrukkingen uitvindt en die van het ene naar het andere vernieuwt. Daaruit worden akkoorden geboren die, hoewel ze van de klassieke akkoorden verschillen, toch net als deze expressie, spanning en rust bevatten. Het werk van Jean Absil is nooit absoluut polytonaal: de schijnbare tonale onafhankelijkheid van de stemmen verdwijnt tenslotte steeds ten voordele van een enige tonaliteit.
België, °1893 - 1974 †