De Hongaarse tenor Szabolcs Brickner studeerde zang en klarinet aan de Franz Liszt-Akademie in Budapest. Daarna volgde hij master classes aan de Hochschule für Musik Augsburg bij Hans-Joachim Beyer en Edith Wiens en volgde hij les bij Nicolai Gedda.
Hij trad op met het Symfonieorkest van de Munt, het Philharmonisches Orchester Luxemburg, het Nationaal Orkest van België, het Pannon Philharmonic Orchestra, de filharmonische orkesten van Hongarije en Budapest en met dirigenten als Giuliano Carella, Nicolas Chalvin, Adam Fischer, Valery Gergiev, Nicola Luisotti, Günter Neuhold, Paolo Olmi, Kazushi Ono, Helmuth Rilling, Michel Tabachnik en Christopher Warren-Green.
Recent debuteerde hij aan de Bayerische Staatsoper, zong het Verdi-Requiem onder de leiding van Günther Neuhold, Beethovens 9de Symfonie onder de leiding van Michel Tabachnik en Die Jahreszeiten (Haydn) met het Orquestra Ciudad de Granada. Hij zong Jaquino (Fidelio) op het Gergievfestival in Rotterdam en Alfredo op een gala-uitvoering van La Traviata aan de Opera van Frankfurt. Aan de Opéra du Rhin zong hij Belmonte (Entführung aus dem Serail).
Hij wordt regelmatig uitgenodigd door de Hongaarse Staatsopera, waar hij rollen als Tamino (Zauberflöte), Jaquino (Fidelio), Nemorino (L’Elisir d’Amore), Roméo (Roméo et Juliette) en met veel succes Lenski (Eugen Onegin) gezongen heeft. In zijn concertrepertoire tellen we Magnificat van Carl Philipp Emanuel Bach, Mozarts Krönungsmesse en Requiem, Haydns Schöpfung, Beethovens 9de Symfonie, Mendelssohns Elias, Schumanns Dichterliebe, Verdis Requiem en Lieder van Strauss en Mahler. Szabolcs Brickner is ook verbonden aan het Nationaltheater van Weimar, waar hij o.a. Lenski (Eugen Onegin), Baron Kronthal (Der Wildschütz), Tamino (Zauberflöte) en Don Ottavio (Don Giovanni) zingt.