Jean Louël
België, °1914 - 2005 †
Pianist, dirigent, inspecteur, docent en componist Jean Louël (1914-2005) studeerde achtereenvolgens aan de conservatoria van Oostende en Brugge. Aan het KCG behaalde hij eerste prijzen harmonie (1933, Georges Lonque), contrapunt (1933, Joseph Ryelandt), fuga (1935, Martin Lunssens), piano (1935), kamermuziek (1936, Louis Arschodt) en het hoger diploma piano (1938, Joseph Van Roy). Aan het CRB volgde hij tussen 1937 en 1939 nog compositie bij Joseph Jongen en orkestdirectie bij Désiré Defauw.
Hij behaalde in 1939 een tweede Prijs van Rome met de cantate L'enfant prodigue (tekst K. Jonckheere/H. Liebrecht) en in 1941 met La lumière endormie (tekst G. Guérin). Ten slotte kaapte hij in 1943 de eerste grote Prijs van Rome weg met de cantate La navigation d'Ulysse (tekst J. Mielants/M. de Ghelderode). Jean Louël had op compositorisch vlak contacten met J. Ibert en I. Pizzetti. In 1946 behaalde hij aan het Conservatoire National Supérieur de Musique in Parijs een diploma orkestdirectie bij Eugène Bigot en Paul Paray.
Op pedagogisch vlak werd hij in het hoger onderwijs eerst lesgever piano en begeleider aan het KCG (1935). Vervolgens stapte hij over naar het CRB waar hij achtereenvolgens lesgever (1941), adjunct-leraar (1943) en leraar (1948) harmonie was, en van 1955 tot 1974 leraar contrapunt. Deze laatste functie combineerde hij vanaf 1970 met het leraarschap fuga. In de periode 1974-1979 was hij bovendien rijksinspecteur van het Nederlandstalig hoger muziekonderwijs. Hij was van 1959 tot 1962 buitengewoon leraar compositie en van 1962 tot 1980 gewoon leraar contrapunt aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth. In het secundair muziekonderwijs was hij o.a. dir. a.i. van de SMA van Aalst (1945), dir. van de GMA van Anderlecht (1949) en rijksinspecteur van het Nederlandstalig muziekonderwijs (1956-1979). Tijdens het achtenvijftigste kunstenaarsweekend (3 oktober 1970) in het kasteel Driekoningen van gravin Hélène d'Hespel in Beernem zorgde hij samen met Jef Maes en Lucienne Van Deyck voor de muzikale noot; ook op 5 juni 1971 was hij er te gast.
In 1949 richtte hij het Brusselse Kamerorkest van de Middagconcerten op, waarvan hij de leiding op zich nam. Tevens dirigeerde hij herhaaldelijk het Groot Symfonieorkest van het NIR, het Nationaal Orkest van België en de concerten van de Koninklijke Conservatoria van Brussel en Gent. Jean Louël maakte zicht ook verdienstelijk als jurylid (in 1978 voorzitter) van de Koningin Elisabethwedstrijd voor compositie en van de nationale muziekwedstrijden Tenuto en Pro Civitate (1975, 1976, 1980), en als lid van de Raad van Advies voor het muziekonderwijs (1955-1979).
Zijn oeuvre omvat orkestwerken zoals Symfonie (1941), Fantaisie op 2 middeleeuwse volksliederen (1942), Triomfmars (1945), Treurmars (1945), Suite voor kamerorkest, Fanfares voor koper en slagwerk: Oorlogsfanfare, Rouwfanfare en Vreugdefanfare (1949, opgedragen aan de leden van het Groot Symfonieorkest van het NIR). Hij schreef twee concerti voor piano, twee voor fluit, een voor cello, een voor klarinet, en het Concerto da camera voor fluit.
Zijn Vioolconcerto werd geselecteerd voor de editie 1971 van de Koningin Elisabethwedstrijd terwijl Ritmico ed Arioso voor koperblazers het opgelegd werk was in de Nationale Muziekwedstrijd Pro Civitate 1980 en 1987. Louël schreef ook voor harmonieorkest: Rapsodie, Triomfmars voor Harmonieorkest, Treurmuziek (bekroond in de compositiewedstrijd van SABAM in 1985) en Vierde Symfonie - Syrinx voor groot harmonieorkest, gelauwerd met de tweede prijs van de compositiewedstrijd 'De Vrienden van de Muziekkapel van de Gidsen' n.a.v. de 60e verjaardag van koning Boudewijn in 1990.
Hij componeerde ook kamermuziek, o.a. Trio voor trompet, hoorn en trombone, Sonatine voor twee violen en piano, Suite voor fluit, cello, vibrafoon en harp, Hoorntrio, Saxofoonkwartet, Klarinettenkwartet.
Meer informatie