Franco Donatoni
Italië, °1927 - 2000 †
Franco Donatoni begon viool te spelen op zijn zevende en wijdde zich volledig aan de muziek aan het einde van de middelbare school. Hij volgde compositie bij Ettore Desderi aan het Giuseppe Verdi Conservatorium in Milaan en het Conservatorium van Bologna. Hij vervolmaakte zich bij Ildebrando Pizzetti aan de St. Cecilia Academie in Rome en studeerde af in 1953. Ten slotte nam hij zomercursussen in Darmstadt in 1954, 1956, 1958 en 1961.
Zijn eerste compositorische experimenten waren sterk geïnspireerd door de werken van Bartók, Hindemith en Stravinsky. Na zijn ontmoeting met Bruno Maderna in 1953 trok hij naar Darmstadt, waar hij zich bekeerde tot het serialisme en waar hij Karlheinz Stockhausen en John Cage ontmoette. Musica (1955), Composizione (1955), Tre Improvvisazioni (1956) en Quartetto (1958) worden gekenmerkt door de invloeden van Webern, Boulez en Stockhausen.
In de jaren 1960-1961 richtte Donatoni's onderzoek zich tot het materiaal en componeerde hij stukken kamermuziek als For Grilly (1960) en symfonieën als Sezioni (1961) en Puppenspiel I (1961). Onder invloed van John Cage en Franz Kafka werden de volgende jaren gekenmerkt door een neiging tot negativiteit en vernietiging. In Quartetto IV - Zrcadlo (1963), Asar (1964) en Black and White (1964) leidde de ervaring van de ontbinding tot een totale ontheiliging van de creativiteit. Deze reflectie op de latente mogelijkheden van de muzikale substantie, en haar vermogen om bepaalde veranderingen te ondergaan, namen vorm in Babai voor klavecimbel (1964) en Divertimento II voor strijkers (1965) en leidden tot de definitie van het principe van de "modifiers" in Souvenir (1967) - ofwel per ongeluk - Orts (1969) - ofwel verkregen door de seriële techniek - Etwas ruhiger im Ausdruck (1967). Estratti Gli (1969-1975), Solo voor tien strijkers (1975) en Duo voor Bruno voor orkest (1974-1975) zijn voorbeelden van deze verschillende methoden van de manipulatie van het materiaal.
Na een periode van stilte en depressie herstelde het overlijden in 1973 van Maderna Donatoni het verlangen om te schrijven. Donatoni ontwikkelde een speelse en fantasierijke stijl en verzoende zich met de expressiviteit, de lyriek en de grillen van de uitvinding. Deze nieuwe sereniteit werd belichaamd in het werk Spiri (1978).
De recentste composities van Donatoni duidden zowel een geleidelijke terugkeer aan naar de vocale muziek - L'ultima sera (1980); De près 1981, In cauda, Atem (1985) - als het inzetten van een nieuwe gebarentrend, die we vooral terugvinden in de kamermuziekwerken Spiri (1980), The Heart's Eye (1981), Arpège (1986), alsook invloed van de jazz - Hot, Blow (1989).
Donatoni doceerde harmonie en contrapunt in Bologna en Milaan en nam regelmatig deel aan de zomercursussen in Darmstadt. Als professor compositie aan de conservatoria van Milaan en Turijn, de Academie Chigiana in Siena en de Academie van St. Cecilia in Rome had hij een grote invloed op de jongere generatie Italiaanse componisten. Hij gaf ook master classes in Zwitserland, Frankrijk, Spanje, Nederland, Israël, Australië (Italian Cultural Institute in Melbourne) en Californië (Berkeley).
In 1990 werden een serie concerten aan hem gewijd op het Settembre Musica Festival en in 1992 op het Milano Musica Festival.
In 1985 ontving Franco Donatoni de titel van Commandeur dans l’Ordre des Arts et des Lettres van het Franse ministerie van Cultuur en hij was eveneens lid van de Romeinse Filharmonische Academie en de Academie van St. Cecilia in Rome.
Zijn werken worden gepubliceerd door Donatoni Zanibon in Padua, Schott Londen, Boosey & Hawkes in Londen, Suvini Zerboni in Milaan (1958-1977) en Casa Ricordi in Milaan (sinds 1977).
Meer informatie